Toen was de maat vol.
Het nummer sloeg in als een bom.
Ze leek weer terug bij af te zijn.
Ze werd er naar van.
Onwel bijna.
Zoals altijd, dook ze weer in huishoudelijke activiteiten.
De kerstboom optuigen blijft in zo'n geval natuurlijk dankbaar werk.
Dus toen ze ook nog overal lichtjes en kaarsjes had neergezet,
met kleine kerststerren en andere groen,
en netjes in huis,
ja, toen kon ze weer landen
en voldaan en tevreden gaan slapen.
Ondertussen ging ze gewoon verder met schrijven in haar dagboek,
anders barstte zij uit haar voegen.
Haar dagboeken met de Chinese regeltjes en afbeeldingen waren immers vertrouwd voor haar, en gaven groen licht om alles te schrijven en te zeggen, open en eerlijk, zoals het in haar opkwam.
Altijd had zij een druk leven, en in zo'n geval komt dat dan weer goed uit.
Samen met hem zou ze haar autonomie hebben moeten loslaten,
omdat ze voorheen helemaal opging in hem,
en zoiets gaat nu eenmaal niet samen met autonomie,
althans, niet voor haar.
Aanvankelijk was ze opgelucht dat hij fysiek uit haar leven verdwenen was,
terwijl de fysieke aanwezigheid van beiden - schrijnend genoeg - sowieso magertjes en uiterst minimaal was geweest.
Dat was moeilijk te verteren.
Toch ging ze twijfelen aan haar oprechtheid,
en vroeg zij zich ernstig af of ze hem dan toch niet 'gebruikt' zou hebben,
of 'voor tijdelijk'.
Ze was hierin heel bestraffend naar zichzelf toe.
Inmiddels had ze ontdekt dat het gelukkig anders in elkaar zat:
in de vriendschap konden ze niet anders dan helemaal opgaan in de ander, maar wil je gewoon je ding doen op deze aardkloot,
dan is zoiets op zijn zachtst gezegd niet altijd zo handig.
Als de mogelijkheid er was geweest, en als ze het gekund had,
dan zou zij zich hier helemaal aan overgeven.
Echter: ze zou het niet aankunnen. Het zou te close zijn.
Ze zou erin omkomen.
Precies om die reden lag haar focus, haar levensvisie dus ook niet op dat vlak, maar op een totaal ander vlak. Ze zou het niet aankunnen, en daarom zou ze het ook niet willen.
In plaats daarvan zocht ze in haar drukke leven juist de afzondering,
het vrienden zijn met jezelf. Dat was voor haar een levensvoorwaarde, anders kon zij überhaupt niet rondlopen op deze aardkloot.
Die verantwoordelijkheid voelde voor haar zwaar: dat ze steeds de spreekbuis was geweest van hun liefde.
Maar er waren nog zoveel dingen die ze met hem had willen bespreken.
Toch was ze ervan overtuigd dat hun breuk niet definitief was,
en dat hij op een dag gewoon weer voor haar neus zou staan.
Ze hoorde het zichzelf zeggen: 'weer' voor haar neus zou staan.
Maar wanneer was dan de laatste keer geweest?
Het leek alsof de eerste keer tevens de laatste keer was geweest,
dat ie voor haar neus zou staan.
Over discipline gesproken!!
Zij was ervan overtuigd dat zijn liefde voor haar nooit zou verdwijnen
en ook nooit minder zou worden.
Dat was gewoon een vaststaand gegeven,
dat zetelde in haar onderbuik.
Misschien had zij juist weer teveel sprankelends,
maar dat mocht hij bepalen.
Er waren nog zoveel zaken die ze met hem wilde bespreken.
Blijkbaar is een mens in staat bepaalde gedachten uit te schakelen,
maar ondertussen nog wel de bijbehorende gevoelens te behouden.
Ze had hem weer willen opzoeken, maar ze dacht zeker te weten dat hij haar wéér af zou weren.
Het maakte dat hij net zo makkelijk weer naar de achtergrond verdween.
Ze had zich nooit afgevraagd hoe zijn leven er nu concreet uit zou zien.
Nog steeds kon zij zich hier geen voorstelling van maken.
Wie weet hield ze dit wel buiten de deur.
Toen hij fysiek uit haar leven verdwenen was,
was ze voor een moment erg angstig 'voor de seizoenen' geweest.
Ze had gedacht:
'Hoe moet dat nou met de herfst en de winter?
Ik maak het nu niet meer met hem mee.
We zijn nog niet het hele jaar rond geweest.'
Het voelde als een amputatie.
Alsof 50% van hun beiden 'dood' was.
Wel was ze tevreden dat ze er gewoon steeds in dook,
en ze voelde ook dat het haar in een rap tempo sterker maakte.
Zonder hem.
Zonder hem, ja, riep zij met een verscheurd hart.
Ze was begonnen om voor de tweede keer
haar dagboekaantekeningen door te lezen,
maar ze was ermee gestopt,
want ze zat met tranen in haar ogen 'warm gedoucht' in bed.
Ze miste hem,
miste hem,
miste hem,
en wist even niet wat te doen.
Wat was er gebeurd, dat ze zo close waren geworden?
Ze had het niet zien aankomen.
Ze had zich niet kunnen beschermen tegen het grote gevoel voor hem,
met alle gevolgen van dien.
Het ging toen in één keer heel snel,
terwijl er feitelijk niets was gebeurd.
Maar het had haar leven totaal op de kop gezet.
En dat van hem: dat wist ze wel zeker.
Bij vlagen was ze boos op hem, omdat ze zoveel voor hem voelde,
en er niets mee kon doen.
Had ze dit van tevoren ooit kunnen bevroeden?
Never nooit.
Ze wist dat ze het op onbewust niveau blijkbaar aan moest gaan,
maar vaak genoeg had het haar vermoeid, uitgeput,
precies zoals op dit moment, waarop ze stuk van verdriet was.
Het voelde weer zo 'half'.
Ze had de andere helft weggeven,
en nu had ze spijt als haren op haar hoofd,
want ze wist meteen dat ze niet meer terug kon.
De genadeklap was gevallen, en ze had het ook nog zelf gedaan.
Ze had zichzelf weggegeven.
Voor 100% weggegeven.
Uit volledige onbaatzuchtigheid had ze zichzelf weggegeven,
en ze had er niets eens over getwijfeld om dit te doen.
Liever ikzelf ten onder, dan de ander.
En eenmaal gegeven blijft gegeven.
Dat is een ongeschreven wet.
Ze was zoekende.
Ze zocht hem, om hem vervolgens nergens meer terug te vinden.
Geen spoor.
Voelen deed ze wel.
Genoeg.
Voelen op afstand.
Ze dacht vaak strubbelingen in zijn stemming te voelen
en soms leek het ronduit niet goed met hem te gaan,
voor bepaalde momenten.
Het idee dat hij daar in zijn eentje mee rondliep maakte haar machteloos
en bracht de wens naar boven om bij hem te zijn, hem te ondersteunen.
Dan waren er weer periodes dat ze deze hele poppenkast afschafte;
ze vond het te zwaar, op deze manier.
Ze had het gevoel dat ze zichzelf hier keer op keer mee tartte,
en dat wilde ze niet meer.
Hiermee had ze wel het gevoel dat ze hem in de steek liet.
Tsja. Dat was dan wel weer heel dubbel.
Natúúrlijk liet ze hem in de steek.
Natúúrlijk liet hij haar in de steek.
Ze konden immers niet anders ja.
Ze was ook dankbaar om het - nu gedwongen -
versnelde proces van hun wederzijdse loslating.
Voor zover je van 'versneld' kunt spreken dan.
De weg naar hem was van alle kanten geblokkeerd,
en ze zou het niet in haar hoofd halen om daar verandering in te brengen.
Het vertrouwde tussen hun beiden leek als sneeuw voor de zon verdwenen.
Het kon niet anders, dan dat dat hém ook verdriet deed.
Alsof de magie van het ene op het andere moment aan 't wegebben was.
Als een adem, die zomaar uit een leven verdwijnt.
Dat is toch niet acceptabel?
Stop eruit.
Luchtbed leeg.
Leven leeg.
Over en uit.
Maar ze wist dondersgoed dat het er weer in vol ornaat zou zijn,
als hij opeens weer vóór haar zou staan.
Reden te over dus, om dat vooral niet te doen.
Ze had het nog nooit meegemaakt om een dierbare te moeten missen,
en tegelijkertijd in het geheel niet boos te zijn op die dierbare.
Die boosheid maakte dan, dat het missen te verteren, te behappen was.
Voor de goede zaak zogezegd.
Maar nu!?
De boosheid ontbrak nu totaal.
Dat was een hele aparte gewaarwording,
waar ze eigenlijk niet mee om kon gaan.
Tegelijkertijd heel puur; dat wel.
Ze was heel benieuwd hoe hij het ervan af bracht.
Als hij zou zeggen dat hij 'over haar heen' was, dan zou ze hem niet geloven.
Ze wist namelijk dat hij nooit meer over haar heen zou komen, net zo goed als dat zij nooit meer over hem heen zou komen.
Dat was een voldongen feit.
Het kon wel lastig zijn om dat gemis elke keer weer met zich mee te zeulen.
Als ze niet zo in elkaar waren opgegaan, dan had ze dat gemis ook niet elke keer met zich mee hoeven zeulen.
Had ze het er dan voor over?
Het antwoord was ja.
Volmondig ja.
Was er al een dag voorbij gegaan, waarop hij níet aan haar gedacht had?
Zullen we een spelletje doen?
De eerste die een hele dag niet aan de ander gedacht heeft,
die heeft gewonnen.
Benieuwd wie er dan wint, en óf er dan wel iemand wint.
Het was ook heel dubbel, namelijk:
ze had het zeer uitputtend gevonden
om zo intensief met hem te communiceren.
Als ze daaraan terugdacht, dan dacht ze poehee,
wat ben ik blij dat ik dáár vanaf ben.
Dat zou ze echt zo niet meer willen.
Ze werd al moe bij de gedachte.
Het voelde onrustig, niet rustig.
Omgang met hem maakte altijd heel veel in haar los.
Ze wist zeker dat ze teveel in hem was opgegaan.
En vice versa.
Het leek wel alsof het de bedoeling moest zijn dat zij samen in een roman moesten leven, of iets dergelijks.
Zoals gewoonlijk kwam er weer een analyse jegens hem,
en hardop praten tegen zichzelf.
Ze kon zichzelf weleens van een afstandje aanschouwen
en vertederd vragen hoelang zij hier nog mee door kon / wilde gaan.
Ach. Zolang als het nodig was. Het gaf niet.
Voorlopig had ze het nog nodig.
Ze was in ieder geval heel blij en dankbaar, om 'de factor tijd'.
Dat er langzaam - heel gestaag - weer wat lucht kwam.
Ze vroeg zich voortdurend af hoe hij dit ervaarde,
maar ze kreeg er geen beeld bij, en ze dacht dat zij zich hier
- als beveiliging - voor afsloot.
De eerste maanden 'kon ze het wel vergeten'.
Wat ze ook deed, waar ze ook ging, het reisde continu met haar mee,
totdat ze er gek van werd.
Het gemis was overal en het was dus maar beter dat ze het toeliet,
zich er niet tegen verzette.
Na die maanden kwam ze geleidelijk aan weer terug in haar normale doen.
Ze keek terug, en ze realiseerde zich dat er veel automatische-piloot-momenten hadden plaatsgevonden.
Ze kon zich herinneren dat ze ontdekte dat ze nauwelijks had stilgestaan
bij de overgang herfst-winter,
bij het voortschrijden der tijd,
dat ze enorm blij was
dat ze zo beziggehouden werd door de dagelijkse gang van zaken.
En dan waren er toch altijd de momenten
waarop het gemis rechtstreeks haar hart binnen knalde.
Het betekende dat ze nu weer meer gevoelens toeliet,
en dat deed ze die eerste maanden stukken minder,
omdat ze er nog niet aan toe was,
en haar handen vol had aan 'het bouwen'.
Met het binnenknallen van die momenten leek het wel,
alsof ze weer 'terug bij af ' was.
Anderzijds was ze ook blij en dankbaar, om zoveel gevoel.
Toch was het zaak om bezig te blijven,
en vooral geen momenten van rust te nemen.
Wel durfde ze nu van bovenaf te kijken wat het gemis met haar deed,
en dat durfde ze in het begin niet.
Het gemis sijpelde heel langzaam, heel gestaag binnen,
gereguleerd, in haar eigen tempo.
Ze kreeg er langzaam maar zeker meer grip op.
Heel, heel langzaam begon nu het loslaten.
Eerst vond ze het heel gekunsteld.
Het was heel zwaar, zo'n moment dat ze dacht
'wat een onzin, waarom kunnen we dan niet gewoon bij elkaar zijn?'
Maar ze zou het nooit meer op de manier willen, zoals het was geweest.
Het had haar teveel parten gespeeld.
Het was te close geweest.
Het had haar teveel uitgeput.
Dit dwong haar tot een fase van losmaken .
Daar was ze heel blij mee: dat ze daar niet meer middenin zat.
Ze miste hem natuurlijk, maar hun destijds-manier van communiceren,
die miste ze helemaal niet.
Sterker nog: ze was blij dat ze daar vanaf was.
Ze had ook bedacht dat het heel anders zou kunnen.
Heel anders. Veel beter.
Dan zouden ze 180 graden de andere kant op gaan.
Veel uitgebalanceerder. Veel stabieler. Rustiger.
Dan zouden ze gewoon beiden zeker zijn van elkaars gevoelens.
Dat zou al zoveel schelen!
Dan zouden ze ook met een gerust hart die afstand kunnen nemen,
zonder dat die ander dan meteen weer een paniekgevoel zou krijgen.
Ze was zo overweldigd door haar gevoel voor hem, dat ze helemaal niet in de gaten had hoe dat dan voor hem zou kunnen uitpakken.
Ze moest hem eerlijkheidshalve vertellen dat het haar ook niet lukte om zich zijn leventje voor te stellen.
Bepaalde luiken in je voorstellingsvermogen laat je dicht, en die blijven ook dicht, zoiets moet het zijn.
Het geheugen zei haar dat ze zich dat niet kon permitteren,
om dat er ook nog bij te nemen, en dus was het over en uit.
Ze wenste hem natuurlijk alle geluk van de wereld, maar hoe kon dat doorgang krijgen met het uitvlakken van de periode met haar, een voor hem zo belangrijk persoon?
Hij zei ja, maar hij deed nee, of andersom,
en dat kwam omdat zijn gevoel hem inhaalde.
Durfde hij gevoel en verstand wel met elkaar in verband te brengen?
Ze betwijfelde het, en daar viel ze over.
Daar kon ze niet over.
Hielp het hem niet van de wal in de sloot?
Met haar zou het 180 graden anders zijn.
Het zou hem bevrijden, en dat wist hij maar al te goed.
Hij sprong toch elke keer weer tevoorschijn in haar gedachten,
wat ze ook deed, wat ze ook liet.
Toch voelde ze nu eindelijk ook iets van acceptatie,
dat ze gescheiden levens leidden.
Meteen daarop volgend keerde hij meta-fysisch weer terug,
was hij weer bij haar, zoals in tijden van weleer,
en dat was heel grappig om te merken.
Was ze van hem los, ging ze accepteren, dan werd hij werkelijk weer een levensechte herinnering, die er dus ook gewoon mocht zijn,
reisde hij weer met haar mee, maar deze keer niet benauwend,
gewoon en vanzelfsprekend, het natuurlijke verloop van hun levens volgend, hoefde zij zich op geen enkele manier zorgen te maken, zo was de boodschap.
Dankzij het feit dat ze deed zoals ze deed, kwam hij op den duur bij haar terug, in welke vorm dan ook, dat was dan om het even.
Leven is eerlijk,
dat vertelt van gevoel,
en gevoel kan nooit verdwijnen,
dat kunnen ze met geen tien paarden
bij je weghalen,
en dat is een troostende gedachte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten