Er ligt een geul tussen Kwintsheul en Delft. Daar, op de plek waar de Middenweg nog gewoon een landweg was, met aan weerszijden de weilanden. Waar ik door weer en wind richting Delft fietste. Of van Delft weer naar huis.
Soms ging ik hardlopen. Dan zat ik te studeren en dan kreeg ik het in een keer op mijn heupen: dan moest ik er even uit. Trok ik mijn sportkleren aan en ging ik in één keer hardlopen van Kwintsheul naar Delft. Zonder stoppen. Want als je ging stoppen, dan kreeg je misschien wel pijn in je zij, en dan kwam je misschien wel niet meer goed op gang.
Ik ging ook wel langs de Bonte Haas. Maar altijd van dezelfde A naar dezelfde B en weer terug. Naar mijn vriendje in Delft. Met hardlopen ging ik niet teruglopen. Dan bracht hij mij met de motor weer naar mijn ouderlijk huis in Kwintsheul.
Onaangekondigd. Ik kwam altijd onaangekondigd als ik hardlopend kwam. Dat was dan een verrassing. Dat vond hij leuk. En de familie ook. Ze waren altijd blij als ik er was. Kwam ik daar helemaal bezweet aan. Maar dat maakte niet uit.
Mijn broer zei dat ik wel op mijn hart moest passen. Ik begreep eerst niet wat hij daarmee bedoelde. Was het een soort verkapte poëzie ofzo? Dat vond ik wel vindingrijk! Maar nee, hij bedoelde het letterlijk. Hij zegt joh, dat is helemaal niet goed om zomaar uit het niets in een keer van Kwintsheul naar Delft te lopen, onafgebroken. Ik dacht oh ja ja, daar zit wel wat in. Om het de volgende keer natuurlijk gewoon precies weer zo te doen.
Uitbreken. Dat moest ik ook wel. Dat Westland uit. Logisch ook. Ik was denk ik een jaar of 19. Dan wil je ook weleens wat anders. Mijn vriendje lonkte. En de stad lonkte.
Het is jarenlang zo gegaan. Vele wegen die leiden naar Delft: ik weet er alles van. Toen ik in Leiden studeerde, woonde ik de eerste jaren nog in het ouderlijk huis.
Fietsen naar Rijswijk
Fiets in fietsenstalling Rijswijk
Trein naar Leiden
Lopen naar de hbo-verpleegkunde
Die riedel. Alle dagen van de week. Saai vond ik het. Ik wilde natuurlijk zo snel mogelijk in Leiden op kamers. En tot die tijd bleef ik op station Rijswijk ook nogals een 'per ongeluk' in de trein zitten. Reed ik door naar Delft. Naar mijn vriendje.
De allereerste keer dat ik kennismaakte met de stad Delft, was ik een jaar of 8. Mijn vriendinnetje had van haar tante en oom twee kaartjes gekregen voor de Abba-film, in een klein en heel oud bioscoopje in Delft. Daar ongeveer waar Leonidas zit. Leonidas is een bonbon-winkel. Daar kocht mijn vriendje weleens heel lief twee bonbonnetjes voor mij, in zo'n klein lief doosje met een strikje. Daar ongeveer was dus heel vroeger dat bioscoopje.
De Abba-film kijken in Delft: hoe magisch!
Diezelfde tante en oom van mijn vriendinnetje nodigden ons ook een keertje uit in Delft, toen ze op de braderie stonden. Ze hadden een marktkraam vlak voor hun mooie drogisterij-zaak neergezet. Ze waren een stuk jonger dan onze eigen ouders. Jeugdig, zo ervaarde ik dat. Nog niet officieel opvoeders, maar gewoon vrolijke jonge mensen die verliefd op elkaar waren, en bijna zingend die drogisterij runden.
Dat je er binnen kwam, dat het er lekker rook, dat het er licht en speels was, als een soort sprookjesland waar de zon altijd schijnt.
Zo ook zag en ervaarde ik de stad Delft.
Er was een jongen van de pizzeria. Hij was even oud als wij. We waren toen een jaar of 10. Hij verkocht spullen voor zijn vader. Het waren wijnflessen in rieten houders, met witte kaarsen erin. Ik had een klein beetje zakgeld en ik wilde helemaal niet zo'n fles, maar toch kocht ik er wel eentje, om de jongen wat te spekken. Een kwartje per stuk. Dus dan toch nog maar eentje kopen. Ik keek de jongen diep in zijn bruine ogen. Zo'n hele mooie, integere jongen van Italiaanse komaf. Dat je gewoon kon verdrinken in zijn ogen. Maar er was ook compassie. Ik dacht wat moet die jongen hard werken. En zijn vader doet helemaal niet vriendelijk tegen hem. Die zit hem maar te commanderen. Ik vergat helemaal dat ik ook allang aan het werk was. Bij mijn vader in de tuin. Maar mijn vader commandeerde mij niet. Dat was wel even een verschil.
Het was een soort ontluikende gewaarwording van de toestanden in de wereld. Zoiets van een welkom-in-de-grote-stad-gevoel. Terwijl Delft volgens mij helemaal niet zo'n grote stad is.
Maar wel sprookjesachtig. Zo ervaarde ik dat. Waar vind je anders die gevelhuisjes, die grachten, die scheve kerk, die onhandige keien, de smalle bruggetjes? Genoeg steden waar je die ook vindt natuurlijk, maar niet op de manier zoals in Delft...
Als je het wilt ervaren, dan moet je of in de vroege ochtend, of in de late avond door de stad gaan fietsen. En dan moet je er natuurlijk ook wel oog voor hebben.
Ik heb 'Het meisje met de parel' gelezen, over de schilder Johannes Vermeer. Hoe dat meisje met de parel door de straten van Delft zwierde...dat herken ik zo goed! Na die vele, vele jaren is er nog steeds die historische stadskern, waarin je je vele jaren terug waant.
Je merkt het het meeste met die overgangen. De overgang van dorp naar stad. En dan niets vermoedend. Als je niets vermoedend het Westland uit fietst, richting Delft. Eerst al die nieuwbouw en bouwwerken en industrie trotserend, die ertussen zit. En wat nou eenmaal bij deze tijd hoort. En wat vroeger dus weiland was. Maar ja. We kunnen niet eeuwig blijven stilstaan bij vroeger. Dan komen we ook geen stap verder.
Maar goed...voordat je het weet ben je in Delft. Je rijdt het naambordje voorbij en dan zie je de Albert Heijn, waar het een gezellig gekrioel van mensen is, die af en aan lopen om hun boodschappen te doen. Een stukje verder, en dan ga je de bocht om, de Phoenixstraat op. Ze hebben het daar helemaal verbouwd. Het viaduct is weg en de trein rijdt nu onder de grond. Water, boompjes, mooie fietspaden...dat is er allemaal nu gekomen. Een waar kunstwerk, als je het mij vraagt. De allure van een authentiek stadsgezicht is teruggekeerd. Molen de Roos pronkt in vol ornaat, met in het decor de belofte van de bruisende binnenstad.
Niet meer die onrustig razende trein op een afthans viaduct dat er de schijn van heeft die trein elk moment te willen laten ontsporen.
Nee hoor: rust rust rust. Alles georganiseerd. Trein rustig ondergronds. Daar ook de parkeergarage. Dus ook niet meer dat zenuwachtige zoeken naar een parkeerplek onder dat viaduct. De molen, het water, het groen...ze vallen veel meer op, en ze hebben de voorrang gekregen.
Of is het mijn perceptie!? Dat ongetwijfeld ook. Mijn turbulente jaren ´80 - geest heb ik dan eindelijk mogen verruilen voor een goed georganiseerde bende. Voor zolang het duurt misschien, maar toch...
Het is die overgang van dorp naar stad. Het entree met de molen, en dan effe die binnenstad in, hobbelen over de keien, langs de grachtjes...de Oude Delft, je kent het zo goed...in de verte de geluiden van de gezellige terrassen, lachende mensen, feestend, hossend, de zomer vierend
Je hoeft niet mee te doen. Kijken is genoeg. En anders ga je gewoon even op een bankje zitten. Of dan toch maar een wijntje op terras bij de Wijnhaven.
Rondkijken
En je geest opgeruimd laten
Als het even kan
Want dat is toch wel zo fijn
Uiteindelijk dan toch
En de jongen met de witte kaarsen in de wijnflessen
die heeft het grote geld vast al binnengehaald